Addison
Een onbekende ziekte
De ziekte van Addison is bij de hond al lang bekend. Je hoort er maar weinig over en dat is jammer. Er zijn twee redenen, waarom deze ziekte meer aandacht verdient zowel bij hondenbezitters als bij dierenartsen. Ten eerste lijken de verschijnselen nogal eens op andere ziekten, zoals maag- en darmziekten en nierfalen. De kans is dan ook groot dat de diagnose wordt gemist, als je niet nadrukkelijk stilstaat bij de mogelijkheid van Addison. Ten tweede zijn er duidelijke aanwijzingen, dat de ziekte erfelijk kan zijn en dat is voor een ziekte, die op zichzelf al lastig te herkennen is, extra vervelend. Omgekeerd moeten we ook waken voor overbezorgdheid. Problemen kunnen gaan rondzingen en zichzelf versterken, zonder dat daar een goede reden voor is. Iedereen kent de zogenaamde overgevoeligheden van vele rassen voor bepaalde narcosemiddelen of medicijnen. Soms is zo’n verhaal terecht, zoals de overgevoeligheid van Schotse herders voor ivermectine, veel vaker blijkt er sprake te zijn van een incident, waaraan verkeerde conclusies worden verbonden.
Bijnierschors
De ziekte van Addison treedt op, als de bijnierschors onvoldoende werkt. Aantasting van de bijnierschors wordt, naar men nu aanneemt, meestal veroorzaakt door het afweersysteem van het eigen lichaam. Andere oorzaken laten we in dit kader buiten beschouwing. De bijnieren zijn, zoals de naam al zegt, orgaantjes in de buurt van de nieren. De buitenrand heet de bijnierschors of cortex en de hormonen, die hierin worden geproduceerd heten bijnierschorshormonen of corticosteroïden. Deze hormonen zijn nodig om het lichaam goed te laten functioneren bij inspanning en stress. Er zijn binnen de bijnierschorshormonen twee groepen te onderscheiden. De glucocorticoïden, waarvan cortisol de belangrijkste is, beïnvloeden de stofwisseling in alle weefsels, spelen een rol bij handhaving van de bloeddruk en bestrijden de gevolgen van stress, o.a. door verhoging van de bloedsuikerspiegel. Te weinig cortisol bij stress kan dus o.a. leiden tot bloedsuikerdaling en een te lage bloeddruk. De mineralocorticoïden, waaronder aldosteron, zijn belangrijk voor de juiste concentraties in het bloed van de mineralen natrium, kalium en chloor. Te weinig aldosteron heeft natrium- en dus ook waterverlies via de nieren tot gevolg. Als reactie daarop stijgt het kaliumgehalte. Een te hoog kaliumgehalte heeft een negatief effect op de hartfunctie. Het adrenocorticotroof hormoon (ACTH), stuurt vanuit de hypofyse de productie van bijnierschorshormonen aan. De afgifte van ACTH wordt beïnvloed door de concentratie bijnierschorshormonen in het bloed (feed-backsysteem) en door invloeden van buitenaf, zoals stress.
Het ziekteverloop en diagnose
Het ziekteverloop kan variëren van dramatisch tot zeer mild en van acuut tot chronisch. Vaak gaan de klachten ook op en neer. De verschijnselen zijn niet specifiek en passen bij andere, vaker voorkomende ziekten. Klachten kunnen zijn: slechte eetlust, gewichtsverlies, sufheid, braken en diarree al dan niet met bloed erbij, spierzwakte, spiertrillingen, soms veel plassen. Door vochtverlies, bloeddrukdaling en verminderde hartfunctie ligt shock op de loer. Opvallend is vaak de langzame en soms onregelmatige hartslag. Ook kan opvallen, dat klachten vooral bij stresssituaties optreden. Bloedonderzoek (o.a. een te hoog kaliumgehalte) en elektrocardiografie kunnen de aanwijzingen voor Addison versterken. De definitieve diagnose wordt gesteld na de ACTH-stimulatietest: toediening van ACTH per injectie leidt bij Addison niet tot een duidelijke verhoging van de cortisolspiegel in het bloed.
Behandeling
Bij een acute crisis moet de shock worden bestreden en is een infuus rechtstreeks in de bloedbaan essentieel. Daarnaast moeten corticosteroïden worden gegeven en zo nodig andere ondersteunende medicijnen. Als de diagnose vast staat is levenslange behandeling meestal nodig met corticosteroïden en mineralocorticoiden en extra keukenzout om het natriumverlies te compenseren. Geregeld lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek zijn belangrijk.
Incidentie
De ziekte van Addison kan in principe bij elk ras en op elke leeftijd voorkomen. Toch zien we dat de ziekte vaker optreedt bij jongere dan bij oudere dieren. Over verschil tussen reuen en teven zijn de onderzoekresultaten tegenstrijdig. Het ene onderzoek meldt dat het vaker bij teven voorkomt dan bij reuen, het andere onderzoek concludeert dat er geen verschil is. De ziekte zou bij 1 op de 1000 honden voorkomen. Bij een aantal rassen wordt Addison vaker vastgesteld: Bearded collies, middenslag Poedels, Labradoodles, Leonbergers, Nova Scotia duck tolling retrievers, West Highland White terriërs, Portugese waterhonden, Hollandse herders, Airedale terriërs, Duitse herders, Duitse staanden, Duitse doggen, St. Bernards, Engelse Springers en Soft coated wheaten terriërs worden in dit verband soms of vaak genoemd. Het staat wel vast dat erfelijkheid een rol speelt. De wijze van overerving is niet altijd duidelijk. Bij de Bearded collie vermoedt men een autosomale recessieve overerving. In dat geval zijn er dus dragers, die zelf niet ziek zijn, maar wel de ziekte kunnen overbrengen.
Wat moet je als hondeneigenaar nu met dit verhaal?
Als klachten, die in eerste instantie beschouwd worden als een maagdarmontsteking of een urinewegprobleem, niet herstellen of geregeld terugkeren, is het nuttig de mogelijkheid van Addison in overweging te nemen, zeker als het een reactie lijkt te zijn op lichamelijke of geestelijke inspanning of stress. Daarnaast is het natuurlijk aan te raden om dieren, waarbij Addison is vastgesteld na een ACTH-stimulatietest uit te sluiten van de fokkerij. Verder ligt er een taak voor rasverenigingen om gegevens over het voorkomen binnen een ras te inventariseren. Dat laatste kan nog een lastige klus zijn. We kunnen er, zoals eerder aangegeven, gerust van uit gaan, dat de ziekte veel vaker voorkomt, dan wordt vastgesteld. Daarnaast is natuurlijk een algemeen probleem bij erfelijke ziekten, dat fokkers hierover niet altijd open kaart spelen. Er zijn in Amerika op dit moment onderzoeken gaande, die moeten leiden tot een DNA-test voor Bearded collies en middenslag Poedels. Op die manier zouden dragers kunnen worden opgespoord. Het zal echter nog wel een aantal jaren duren voordat deze test in de praktijk zal worden gebracht.