Nierfalen hond
De nieren hebben verschillende belangrijke taken in het lichaam. Daarom kan een verminderde nierfunctie veel gevolgen hebben. In deze tekst gaan we hier dieper op in en beschrijven we welke onderzoeken en behandelingen mogelijk zijn.
Functie nieren
De nieren bestaan uit duizenden “nefronen”, filters die het bloed zuiveren van afvalstoffen. Nieren zijn ook van belang voor het reguleren van de waterhuishouding in het lichaam. Door de urineproductie aan te passen aan de vochtbalans in het lichaam worden het bloedvolume en de bloeddruk op peil gehouden. De nieren reguleren tevens de electrolyten- en mineralengehalten in het bloed (kalium, natrium, calcium en fosfor).
Een belangrijke taak van de nieren is de aanmaak van hormonen. Deze hormonen hebben invloed op de bloeddruk (renine) en op de aanmaak van rode bloedcellen (erythropoїetine).
Symptomen nierfalen
Wanneer nefronen uitvallen (niet meer werkzaam zijn), nemen andere nefronen in eerste instantie hun functies over. Na verloop van tijd kunnen steeds meer nefronen uitvallen en de nieren hun functies niet goed meer uitvoeren. Wanneer meer dan 70% van de nefronen niet meer werkzaam zijn, hopen afvalstoffen zich op in het bloed. Dit kan een misselijk gevoel geven en daardoor een slechte eetlust. Tevens kunnen deze stoffen effect hebben op de hersenen en daardoor coördinatiestoornissen veroorzaken. Een van de afvalstoffen is ureum, een afbraakproduct van eiwitten. Deze stof kan ontstekingen in de bek, maag en darmen veroorzaken.
Doordat de nieren het vermogen verliezen de urine te concentreren, gaat het dier veel plassen. Om niet uit te drogen gaat het dier vervolgens meer drinken. Door verlies aan eiwitten in de urine en een verminderde eetlust gaat het dier vermageren. Een tekort aan kalium en een overmaat aan fosfor in het bloed zorgen ervoor dat het dier zich nog beroerder voelt. Bij een chronisch nierprobleem krijgt het dier door een verminderde hormoonaanmaak bloedarmoede.
Samenvattend: een hond of kat met nierfalen kan een of meer van de volgende symptomen gaan vertonen:
- Verminderde eetlust
- Slechte adem
- Braken
- Veel drinken en plassen
- Coördinatiestoornissen
- Vermageren
- Ontstekingen in de bek
- Bleke slijmvliezen
- Sloomheid
- Verhoogde bloeddruk
Oorzaken nierfalen
Het is belangrijk onderscheid te maken tussen acuut en chronisch nierfalen. Een acuut nierprobleem hoeft namelijk, mits goed behandeld, geen blijvende schade aan te richten. Wanneer geen behandeling wordt ingezet of wanneer deze niet aanslaat kan een acuut nierprobleem overgaan in een chronisch probleem. Zoals de term al aangeeft wordt een dier met acuut nierfalen plotseling ziek; Het leek tot kort daarvoor nog gezond. Een dier met chronisch nierfalen is door de sluimerende nierproblemen vaak al afgevallen en heeft bijvoorbeeld last van bloedarmoede.
Acuut nierfalen kan veroorzaakt worden door bijvoorbeeld een infectie, een vergiftiging, ernstige uitdroging of door een verstopping van de urinewegen. Chronisch nierfalen kan allerlei oorzaken hebben ( een onbehandeld acuut probleem, een gezwel, een aangeboren afwijking, etc.), maar vaak wordt geen oorzaak gevonden. Bij oudere dieren is vaak sprake van een soort verbindweefseling van de nieren.
Diagnostiek
Bloed onderzoek
Kreatinine en ureum
Een stijging van de hoeveelheid “kreatinine” en “ureum” (afvalstoffen) in het bloed bevestigt de diagnose nierfalen. Ook een kleine stijging van deze waarden heeft betekenis: Immers pas bij meer dan 70% functieverlies van de nieren hopen de afvalstoffen zich op! Aan de hand van de kreatinine-waarde wordt bepaald in welke fase van het nierfalen het dier zich bevindt (4 fasen).
Kalium, fosfor, albumine, totaal eiwit Deze bloedwaarden zijn van belang om de ernst van het nierfalen te bepalen en van belang voor de therapie.
Urineonderzoek
Nagegaan wordt of er sprake is van een infectie van de urinewegen. Soms kan een kweek van de urine (afgenomen door het aanprikken van de blaas) nodig zijn. Het “soortelijk gewicht” van (ochtend)urine kan ons wat vertellen over het concentrerend vermogen van de urine. We kunnen urine opsturen naar het laboratorium in Utrecht om de hoeveelheid eiwitten en kreatinine in de urine te laten bepalen. De verhouding tussen deze 2 stoffen is belangrijk om de ernst van het nierfalen te bepalen en de juiste therapie in te kunnen zetten.
Echografisch en/of röntgenologisch onderzoek
Met behulp van deze onderzoeken kan nagegaan worden of er bijvoorbeeld sprake is van een aangeboren afwijking, tumor of niersteen.
Bloeddrukmeting
De bloeddruk meten wij in de kliniek m.b.v. een Doppler apparaatje (lees meer…).
Nierbiopt
In zeldzame gevallen wordt een stukje weefsel uit een nier genomen (biopt) om tot een diagnose te komen. Dit is echter een ingrijpend onderzoek.
Behandeling
Acuut nierfalen
Soms is een gerichte therapie van een acuut nierprobleem mogelijk. Zo wordt bijvoorbeeld een infectie van de urinewegen (o.a.) behandeld met een antibioticakuur en kunnen stenen verwijderd worden m.b.v. een operatie. Vaak is het nodig het dier een aantal dagen een vochtinfuus te geven.
Chronisch nierfalen
Aangezien nierdialyse en niertransplantaties in Nederland niet worden uitgevoerd bij dieren, is het vaak niet mogelijk een dier met een chronisch nierprobleem geheel te laten genezen. Met een juiste behandeling kan een dier echter wel sterk opknappen en vaak nog langdurig een goed leven leiden. Een vochtinfuus kan een vochttekort opheffen en het lichaam helpen de overmaat aan afvalstoffen kwijt te raken. In een aantal weken wordt getracht het dier te laten wennen aan een “nierdieet”. Dit is een type voer wat verkrijgbaar is in natte en droge vorm en in verschillende smaken. Doordat het kwalitatief goede eiwitten en een laag gehalte fosfaat bevat, is dit dieet minder belastend voor de nieren. Wanner het dier teveel eiwitten verliest in de urine kan een “ace-remmer” (een tablet) de situatie verbeteren. Een te laag kaliumgehalte in het bloed kan verbeterd worden door extra kalium aan de voeding toe te voegen. Het fosfaat gehalte in het bloed kan verlaagd worden door “fosfaat-binders” toe te dienen aan het dier. Een te hoge bloeddruk wordt behandeld met een bloeddrukverlager (tablet of suspensie).